Inmiddels had ik een leuk boekje, mooi chronologisch verteld hoe ik van kantoor A naar kantoor B ging en wat er allemaal gebeurde. Hoe zou ik dit boek wat meer diepgang kunnen geven? Een snelle zoektocht op internet leerde mij dat er schrijfcoaches zijn die je manuscript kunnen beoordelen en een advies kunnen geven.
Zo kwam ik in contact met Hedwig van Lier die ik de tekst toestuurde. Vervolgens nodigde ze mij uit voor een gesprek op haar kantoor. Ik had verwacht dat ik aanwijzingen zou krijgen om de bestaande tekst eens stevig aan te pakken. Wat ik mij niet had gerealiseerd is dat ik het boek compleet zou moeten herschrijven. Hedwig leerde mij om in scènes te denken, ze liet mij zien hoe ik spanning in een verhaal kon brengen door niet te veel aan het begin te weg te geven. Ik moest ook meer laten ‘zien’ in plaats van beschrijven. Kortom, ze leerde mij schrijven.
Het eerste boekje was zeker bruikbaar. Dit was een geheugendump en ik gebruikte het als basis voor de verhalen die ik opstelde. Zodra ik iets verwerkt had, markeerde ik dat. Zo werkte ik vijfenzeventig scènes af, die Hedwig beoordeelde en van bruikbare tips voorzag.
‘Gaat Hedwig dat boek voor je schrijven?’ vroeg mijn vrouw Corina. Nou, dat ging Hedwig niet doen. Het bleef mijn tekst en mijn boek. Af en toe kon ze wel eens met een suggestie voor een zin komen, maar over het algemeen wees ze de punten in de tekst aan die een verbetering nodig hadden en moest ik zelf met mijn tekst aan de slag.
Het was goed om de tekst door iemand anders te laten lezen. Zelf heb je blinde vlekken en ik sloeg wel eens wat over of ik gebruikte te veel jargon. Daardoor was het voor buitenstaanders niet altijd duidelijk of interessant.
Het resultaat mag er zijn. Vijfenzeventig verhalen die verband met elkaar houden, maar ook zeker los van elkaar te lezen zijn.